Thursday, July 7, 2011

"Kunst S.O.S."

'Ook wanneer men zich om redenen, die op zeker oogenblik het zwaarste wegen, van critische waardebepaling onthoudt, blijft het toch raadzaam, de dingen zuiver te zien. De kunst is niet in
nood, noch dreigt haar gevaar voor ondergang - zooals men zegt - doordat kunstenaars en anderen, die zich zoo noemen, in moeilijke materieele omstandigheden verkeeren. Boven stoffelijke zorgen van eenlingen uit, of buiten deze om, gaat zij haar weg. Wel is waar lijdt zij soms schade, als broodgebrek een kunstenaar van wezenlijke waarde in het werk belemmert. Maar men berokkent haar grooter nadeel, wanneer men te weinig begaafden of ten eenen male onmachtigen, dioe zich ten onrechte kunstenaar wanen, stoffelijk steunt en in hun dwazingen stijft. Dat men de kunst zou bevorderen door allen, die er tijd en arbeidskracht aan geven, om het even of zij haar met klein of groot talent bedrijven (mits door het lidmaatschap van een z.g. kunstgenootschap gedekt) de helpende hand te bieden, is een vergissing, waar wij al eerder de aandacht op hebben gevestigd.'

N.N., in: De Rotterdammer, 7 september 1935